Een hengel-set vist maar lekker en zonder gevaar voor materiaalschade als alle elementen redelijk in evenwicht zijn. Voor het bepalen van de juiste verhoudingen tussen hengel, lijn, werpgewicht en molen hebben de fabrikanten in de loop der jaren verschillende systemen bedacht. Een overzicht.
Testcurve en vermogen
1.Werphengel
Met de komst van de werpmolen in de jaren 30 ontwikkelden Hardy en Pezon et Michel een systeem gebaseerd op het vermogen van de hengel. Dit is het gewicht nodig om de hengel in een bocht van 90° te trekken.

Op de afbeelding zien we de opstelling: de hengel wordt opgetuigd met lijn door de ogen en horizontaal vastgezet. Dan worden er gewichten aan de lijn gehangen tot de top net in een bocht van 90° doorbuigt. Dat gewicht is dan het vermogen/testcurve. Vermogen en testcurve zijn eigenlijk hetzelfde; alleen wordt vermogen in gram uitgedrukt en test curve in Engelse pond (1 lb= 454 gram). Op basis daarvan kunnen we dan het min. en max. werpgewicht berekenen, en ook de sterkte van de lijn voor die hengel.
De berekening heeft men wel regelmatig moeten aanpassen vanwege evoluties in materiaal en tapers van de hengels.
De eerste generatie werphengels bijvoorbeeld waren ongehard splitcane met eerder slappe actie. Voor deze was het max. werpgewicht het vermogen gedeeld door 50, het min. werpgewicht het vermogen gedeeld door 100.
Bv: voor een hengel met 500 gram vermogen gaf dit de volgende cijfers: werpgewicht maximaal 10gr, minimaal 5 gr, en ideaal 7 à 8 gram.

Pezon Luxor spinhengel met vermelding van vermogen (500 gr), min. en max. werpgewicht, en lengte (2m20)
Met de komst van gehard splitcane en moderne materialen als glasvezel en carbon, in combinatie met krachtige tapers , moest de berekening steeds weer aangepast worden. Uiteindelijk werd het vermogen niet meer op de hengels vermeld, enkel nog het min. en max. werpgewicht. Het ideale werpgewicht ligt dan ergens tussen deze twee.
Shimano Twin Power Uptide met vermelding min. en max. werpgewicht
De uitzondering blijft de karperhengel, waar nog vaak de testcurve in pond (lb) gebruikt wordt. De berekening verschilt duidelijk van fabrikant tot fabrikant, maar we kunnen voor moderne hengels stellen dat 1 lb vermogen ongeveer gelijk staat aan 1 ons (=28 gram) werpgewicht, met een max. dat een 20% hoger ligt. Voor de lijnsterkte nemen we het vermogen maal 5.
Voor een 3 lbs karperhengel dus een werpgewicht van ongeveer 84 gram (3×28), met een max. van rond de 100 gram. En een lijn van 15 pond trekkracht.
2. Boothengels: IGFA en lijnklassen
Voor boothengels waar niet mee geworpen wordt is de situatie misschien iets duidelijker. Sinds de jaren 50 maakt de International Game Fishing Association (IGFA) recordlijsten gebaseerd op de breeksterkte van de gebruikte lijn. De bekendste lijnklassen zijn 12, 20, 30, 50, 80 en 130 lbs. Fabrikanten noteren op de hengel voor welke klasse deze bedoeld is, en zo weten we meteen welke lijn te nemen.
Vintage Hardy 50 lbs boothengel
Op een hengel met opschrift 30 IGFA of 30 lbs gebruiken we normaal een lijn van 30 pond. Simpel dus.
En toch. Als we in de winkel bijvoorbeeld 30 lbs hengels vergelijken zien we grote verschillen in stugheid en kracht, terwijl ze toch allemaal bedoeld zijn voor 30 pond lijn.
Dit heeft alles te maken met de markt waarvoor de hengels oorspronkelijk bedoeld zijn.
Amerikaans bootvissen is traditioneel trolling met zwaar (kunst)aas aan hoge snelheid. De hengels worden daarbij zwaar belast, en een hengel bedoeld voor de Amerikaanse markt is een stuk stijver dan een Europese hengel met dezelfde rating .
In Europa wordt zelden slepend gevist, en wij gebruiken liever een wat soepele hengel. Vandaar dat een Engelse 30lbs hengel een stuk soepeler is dan een Amerikaanse 30 IGFA hengel; maar beide zijn wel degelijk bedoeld voor 30 pond lijn.
Uiteindelijk wordt ook hier gewerkt met het vermogen van de hengel.
Amerikaanse hengels (IGFA): vermogen van de hengel maal ± 3 = lijnklasse van de hengel
Europese hengels: vermogen van de hengel maal ± 5 = lijnklasse van de hengel
Dus een hengel die 90° buigt met een belasting van 6 pond krijgt van een Engelse fabrikant een 30 lbs rating. Een Amerikaanse fabrikant geeft die hengel eerder een rating van 20 lbs.
Globaal kunnen we stellen dat er minstens 1 lijnklasse verschil zit (in stugheid) tussen een Europese en een IGFA hengel met dezelfde rating.
Twijfel je aan de rating van een bepaalde hengel, dan kun je dat eenvoudig zelf testen. Eerst het vermogen bepalen (gewicht nodig om top net in bocht van 90° te buigen). Dit cijfer maal 5 vermenigvuldigd geeft de lijnklasse voor die hengel.
Wel opletten: sommige hengels zijn zo stug dat je ze niet tot 90° kan buigen zonder ze te forceren of te breken. In zo’n geval (is gelukkig eerder uitzonderlijk)zal je wat op gevoel moeten werken. Bevestig de lijn (met elektronische weegschaal ) aan een vast punt. Trek aan de hengel. Deze buigt een beetje, buigt nog wat verder en op een bepaald moment voel je dat hij niet verder wil buigen. Op de weegschaal het gewicht aflezen (hier kan je partner een oogje helpen), en je hebt het vermogen.
Tegenwoordig is het mode om op een boothengel meerdere lijnsterkten te vermelden. We lezen dan bijvoorbeeld: line class 12 – 30 lbs. Zeker bij jigging of stand-up hengels die een soepel topeind combineren met een krachtig achtereind is dit niet onlogisch. In de praktijk nemen we dan best een lijn die het midden houdt tussen de twee opgegeven lijnsterkten.
3. Vlieghengels: AFTMA
Bij vlieghengels vormt de vliegenlijn het werpgewicht. Omdat de zeer kostbare splitcane- hengels die men vroeger gebruikte erg gevoelig zijn voor overbelasting was het belangrijk om de juiste lijn-hengel combinatie te kennen.
Er bestonden verschillende systemen, maar uiteindelijk is dat van de American Fishing Tackle Manufacturers Association (AFTMA) de standaard geworden.
Het systeem is gebaseerd op het gewicht van de eerste 9 meter van de vliegenlijn. (zie tabel)


Pezon Royale splitcane voor een 5-lijn (de andere cijfers duiden het gewicht van de hengel aan)
Een hengel met opschrift AFTMA 5 werpt prima en zonder overbelasting met 9 meter 5-lijn in de lucht. Dit lijkt misschien niet zo veel, maar als we 9 meter vliegenlijn optellen met de lengte van de hengel én de lengte van de leader komen we al snel en zonder dat we echt moeite moeten doen aan 13 à 14 meter werpafstand. Wat bij riviervissen normaal voldoende is.
Vis je meestal op kortere afstand (bv in beken of smalle riviertjes), dan kan het interessant zijn om een maatje zwaarder op de hengel te gebruiken.
Vis je meestal wat verder dan pakweg 15 meter, dan kan je best een maatje lichter gebruiken.
Wil je écht ver werpen, dan mag je beslist niet doen zoals vele vliegvissers, nl met alle macht proberen een zeer lange lijn in de lucht te houden. De hengel wordt dan al snel overbelast, de lijn verliest snelheid en het bereikte resultaat lijkt meestal nergens op. Om niet te spreken van kramp in lijf en leden.
De beste manier is een relatief korte vliegenlijn een zo hoog mogelijke snelheid te geven om dan bij het eindschot extra lijn ‘mee te schieten’. Voor het gewone vissen is het “schot” meestal beperkt tot enkele meters, maar met deze techniek kunnen we indien nodig boven de 20 meter werpen zonder dat we onszelf of de hengel overbelasten. Om een extreem voorbeeld te geven: wedstrijdwerpers gebruiken korte maar zware lijnen ( ‘shooting heads’) en schieten deze met behulp van de ‘dubbele tractie’ werpmethode tot 70 meter ver!
Wordt nog vervolgd in artikels zoals “10 makkelijke manieren om een hengel te breken”.

